ECLI:NL:CRVB:2022:969
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die eerder als schoonmaakster werkte, had zich op 5 juli 2017 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van de vaststelling dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van hun medische oordelen. Appellante had geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunde. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de geselecteerde functies, die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, in medisch opzicht passend waren voor appellante.
De Raad concludeerde dat appellante niet in haar verzoek om benoeming van een onafhankelijke deskundige kon worden gevolgd, omdat zij geen medisch objectiveerbare onderbouwing had gepresenteerd voor haar stelling dat haar belastbaarheid niet juist was vastgesteld. De uitspraak bevestigde dat het Uwv de WIA-aanvraag van appellante terecht had afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.