ECLI:NL:CRVB:2022:968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen. Appellante, die eerder een uitkering ontving op basis van de Wet WIA, had zich ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 15 augustus 2019. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad onderschreef de bevindingen van de verzekeringsartsen dat appellante, ondanks haar vermoeidheidsklachten, in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad concludeerde dat er geen medische indicatie was voor een urenbeperking en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) correct was opgesteld. De door appellante ingebrachte medische gegevens uit de Vermoeidheidskliniek gaven geen aanleiding voor een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.