Uitspraak
20.1028 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 22 oktober 2018 ziek gemeld en ontving vanaf januari 2019 een ZW-uitkering. Op 1 mei 2019 heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat appellant geschikt was voor zijn eigen werk, waarna het Uwv besloot de ZW-uitkering te beëindigen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de medische onderzoeken onzorgvuldig waren en dat zijn lichamelijke klachten waren toegenomen.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de uitkomst te twijfelen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de overgelegde informatie correct had beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische inzichten waren die de geschiktheid van appellant voor zijn werk in twijfel trokken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.