Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 4,- door de griffier aan appellant wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 9 december 2021, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant had verzet aangetekend omdat hij van mening was dat hij niet in verzuim was geweest met betrekking tot het betalen van het griffierecht. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden aantonen dat hij niet in verzuim was.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat appellant in de periode waarin het griffierecht moest worden voldaan, een inkomen had dat hoger was dan de geldende norm van 90% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden. Appellant had weliswaar een bijstandsuitkering, maar dit voldeed niet aan de criteria voor betalingsonmacht. De Raad heeft ook opgemerkt dat de verwijzing naar artikel 34 van de Wet op de rechtsbijstand niet relevant was voor de beoordeling van de betalingsonmacht in deze context.
Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 4,- aan appellant wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier R. van der Heide, en is openbaar uitgesproken op 21 april 2022.