ECLI:NL:CRVB:2022:914

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
20/1640 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na overlijden appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven van een overleden appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 30 maart 2020 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/2472. De Raad heeft het verzet van de appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van 29 juli 2021 gegrond verklaard, maar heeft vervolgens vastgesteld dat er geen procesbelang meer bestaat. Dit is vastgesteld tijdens de zitting op 10 maart 2022, waar de gemachtigde van de appellante, A.G. Zirak, aanwezig was, samen met zijn dochter die hielp bij de vertaling. Menzis, de wederpartij, was niet verschenen.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellante is overleden en dat er geen erfgenamen zijn die het proces kunnen voortzetten. A.G. Zirak heeft verklaard dat hij geen erfgenaam is en dat er ook geen andere erfgenamen zijn. Hierdoor is er geen belang meer om het hoger beroep te beoordelen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier R. van der Heide, en is openbaar uitgesproken op 21 april 2022.

Uitspraak

20.1640 WLZ

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
30 maart 2020, 19/2472 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
De erven van [appellante] te [woonplaats] (appellante)
Stichting Zorgkantoor Menzis (Menzis)
Datum uitspraak: 21 april 2022
PROCESVERLOOP
De Raad heeft het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van 29 juli 2021 gegrond verklaard. De Raad heeft die beslissing genomen op grond van de artikelen 8:55 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Met de brief van 10 januari 2022 heeft de Raad aan A.G. Zirak, gemachtigde van appellante, gevraagd wat hij met de procedure nog wil bereiken en wat het procesbelang is.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 10 maart 2022. Namens appellante was
A.G. Zirak, samen met zijn dochter die heeft geholpen bij de vertaling van de zitting, door middel van een videoverbinding bij de zitting aanwezig. Menzis is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Vaststaat dat [appellante] is overleden. A.G. Zirak heeft verklaard dat hij geen erfgenaam is en dat er ook geen erfgenamen van [appellante] zijn. Ook is er niet gebleken van een belang bij voorzetting van de procedure. Gelet hierop is gebleken dat er geen belang meer bestaat om het hoger beroep te beoordelen en de Raad van oordeel is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van R. van der Heide als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) R. van der Heide