ECLI:NL:CRVB:2022:913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. E. Kafa, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 20 oktober 2020 in de zaak met nummer 20/896 geoordeeld, maar appellante heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 131,- tijdig te betalen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 april 2022 vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een voorwaarde voor ontvankelijkheid van het beroep. De Raad heeft appellante herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling, maar ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig bijgeschreven. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.