4.2.Artikel 87c van het AMAR luidt als volgt:
1. Aan de militair wordt langer durend zorgverlof met behoud van militaire inkomsten verleend voor hulpverlening aan een tijdelijk ernstig hulpbehoevende of stervende echtgenote, echtgenoot of persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont, ouders, stief-, pleeg- of schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen, stief- of pleegkinderen.
2. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 87a, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij de militair bij de melding, bedoeld in artikel 87a, tweede lid, ook de omvang, de wijze van opneming en zo mogelijk de vermoedelijke duur van het verlof aangeeft.
4.3.1.De tekst van artikel 87c van het AMAR spreekt van hulpverlening aan een tijdelijk ernstig hulpbehoevende. Partijen zijn verdeeld over de vraag wat onder ‘tijdelijk’ moet worden verstaan.
4.3.2.In de nota van toelichting (Stb. 2002, 453, pag. 34) bij artikel 87c van het AMAR, voor zover van belang, staat het volgende:
“Het langer durend zorgverlof is bedoeld voor die situaties waarin bij personen uit de kring voor wie het verlof mag worden opgenomen, als gevolg van ernstige fysieke of psychische beperkingen, behoefte bestaat aan langer durende hulp door de militair bij het dagelijks functioneren. Maatstaf in deze is dus niet de ernst van de ziekte of het ongeval, dat immers niet per definitie gepaard gaat met een gelijke ernstige hulpbehoevendheid, maar de mate van hulpbehoevendheid bij het dagelijks functioneren in een bepaalde periode in verband met ernstige fysieke of psychische beperkingen. Uit de gekozen bewoordingen in artikel 87c, eerste lid, van het AMAR, kan voorts worden afgeleid dat het gaat om een tijdelijke voorziening. Dit betekent dat in geval van chronische hulpbehoevendheid een andere oplossing moet worden gezocht. Wel bestaat aanspraak op verlof wanneer sprake is van een tijdelijke extra hulpbehoevendheid van een chronisch zieke. Omdat met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken dat herziening van het buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg niet zal leiden tot negatieve wijzigingen van bestaande aanspraken, is afgezien van een maximering van de duur van het langer durend zorgverlof”.
4.3.3.In het geval van de zoon van appellant is sprake van een blijvende meervoudige verstandelijke beperking. Chronische hulpbehoevendheid valt volgens de toelichting, gezien de gekozen bewoordingen in artikel 87c van het AMAR, niet onder deze bepaling. Het betoog van appellant, dat de tijdelijkheid zou zien op hulp tot aan het achttiende levensjaar van zijn zoon, volgt de Raad daarom niet. Dat de duur van het langer durend zorgverlof niet gemaximeerd is, maakt dit niet anders. Zoals de nota van toelichting vermeldt is geen maximale duur opgenomen in verband met bestaande aanspraken. Daarvan is bij appellant geen sprake. Appellant heeft ter zitting bevestigd dat in de van belang zijnde periodes in 2018 en 2019 geen sprake was van tijdelijke extra hulpbehoevendheid van zijn zoon. De omstandigheid dat in de jaren 2017, 2020, 2021 en 2022 wel betaald langer durend zorgverlof aan appellant is toegekend, maakt op zichzelf, anders dan appellant betoogt, niet dat de uitleg die de brigadecommandant aan artikel 87c van het AMAR geeft onjuist is. Namens de brigadecommandant is ter zitting verklaard dat deze jaren ten onrechte zijn toegekend en is gedetailleerd uiteengezet hoe dat is gebeurd. De Raad kan deze toelichting volgen en volgt dus ook de uitleg die de brigadecommandant heeft gegeven aan artikel 87c van het AMAR.