ECLI:NL:CRVB:2022:869

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
20/2995 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van betaald langdurend zorgverlof aan een ambtenaar met een chronisch hulpbehoevende zoon

In deze zaak gaat het om de vraag of de brigadecommandant aan appellant, in plaats van onbetaald langdurend zorgverlof, betaald langdurend zorgverlof had moeten toekennen voor de periode van 29 januari 2018 tot en met 14 december 2018 en voor het gehele jaar 2019. Appellant is werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee en heeft een zoon met een blijvende meervoudige verstandelijke beperking. Appellant heeft eerder onbetaald zorgverlof aangevraagd, maar dit verzoek werd afgewezen door de brigadecommandant. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de uitleg van de brigadecommandant met betrekking tot artikel 87c van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) correct is. De Raad stelt vast dat chronische hulpbehoevendheid niet onder de bepalingen van artikel 87c valt, dat enkel tijdelijk ernstige hulpbehoevendheid in aanmerking komt voor betaald zorgverlof. Appellant's beroep op het vertrouwensbeginsel wordt afgewezen, omdat er geen toezeggingen zijn gedaan door de brigadecommandant over de periodes in geschil. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond zijn verklaard.

Uitspraak

20.2995 MAW, 20/2997 MAW, 20/2998 MAW

Datum uitspraak: 31 maart 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 juli 2020, 18/6393, 18/8460, 19/1041 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Brigadecommandant Brigade Noord-Holland (brigadecommandant)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.F. Lansbergen hoger beroep ingesteld.
De brigadecommandant heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant zijn nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Lansbergen. De brigadecommandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.I. Biharie-Pronk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 1999 werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee als
[naam functie], ten tijde van belang in de rang van [rang] Zijn zoon, die bij hem woont, is meervoudig verstandelijk beperkt.
1.2.
Appellant is over de periode van 23 februari 2017 tot en met 28 januari 2018 langer durend zorgverlof met behoud van inkomsten verleend voor de duur van vijf uur per week voor het verzorgen van zijn zoon.
1.3.
Op 6 november 2017 heeft appellant verzocht om langer durend zorgverlof
voor zijn zoon, voor de duur van vijf uur per week voor de periode van 29 januari 2018 tot en met 14 december 2018. Bij besluit van 29 januari 2018 heeft de brigadecommandant dit verzoek afgewezen. Wel is aan appellant bij dit besluit tien weken kortdurend onbetaald zorgverlof van vijf uur per week verleend.
1.4.
Bij besluit van 30 juli 2018 (bestreden besluit 1) heeft de brigadecommandant het
bezwaar tegen het besluit van 29 januari 2018 deels gegrond verklaard en dit besluit herroepen, wat betreft de afwijzing van onbetaald langer durend zorgverlof op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Dit onbetaald langer durend zorgverlof is aan appellant toegekend voor vijf uur per week gedurende de verzochte periode, vanaf 29 januari 2018. Voor zover het besluit van 29 januari 2018 ziet op betaald langer durend zorgverlof is het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat niet kan worden gesproken van tijdelijke ernstige hulpbehoevendheid zoals bedoeld in artikel 87c van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). Op 29 augustus 2018 heeft de brigadecommandant bestreden besluit 1 ten aanzien van het onbetaald langer durend zorgverlof nog aangevuld.
1.5.
Op 6 november 2018 heeft appellant verzocht om langer durend zorgverlof met
behoud van inkomsten over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 voor de duur van vijf uur per week. Bij besluit van 22 november 2018 (bestreden besluit 2) is dit verzoek afgewezen. Voor zover appellant heeft bedoeld ook te verzoeken om langdurend zorgverlof zonder behoud van inkomsten op grond van de Wazo, is dit verzoek toegewezen. Appellant heeft, met instemming van de brigadecommandant, met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht, rechtstreeks beroep ingesteld tegen bestreden besluit 2.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden
besluiten ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen
uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of de brigadecommandant aan appellant, in plaats van onbetaald langdurend zorgverlof, betaald langdurend zorgverlof had moeten toekennen over de periode van 29 januari 2018 tot en met 14 december 2018 en over het gehele jaar 2019.
4.2.
Artikel 87c van het AMAR luidt als volgt:
1. Aan de militair wordt langer durend zorgverlof met behoud van militaire inkomsten verleend voor hulpverlening aan een tijdelijk ernstig hulpbehoevende of stervende echtgenote, echtgenoot of persoon met wie de militair ongehuwd samenwoont, ouders, stief-, pleeg- of schoonouders, eigen of aangehuwde kinderen, stief- of pleegkinderen.
2. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 87a, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij de militair bij de melding, bedoeld in artikel 87a, tweede lid, ook de omvang, de wijze van opneming en zo mogelijk de vermoedelijke duur van het verlof aangeeft.
4.3.1.
De tekst van artikel 87c van het AMAR spreekt van hulpverlening aan een tijdelijk ernstig hulpbehoevende. Partijen zijn verdeeld over de vraag wat onder ‘tijdelijk’ moet worden verstaan.
4.3.2.
In de nota van toelichting (Stb. 2002, 453, pag. 34) bij artikel 87c van het AMAR, voor zover van belang, staat het volgende:
“Het langer durend zorgverlof is bedoeld voor die situaties waarin bij personen uit de kring voor wie het verlof mag worden opgenomen, als gevolg van ernstige fysieke of psychische beperkingen, behoefte bestaat aan langer durende hulp door de militair bij het dagelijks functioneren. Maatstaf in deze is dus niet de ernst van de ziekte of het ongeval, dat immers niet per definitie gepaard gaat met een gelijke ernstige hulpbehoevendheid, maar de mate van hulpbehoevendheid bij het dagelijks functioneren in een bepaalde periode in verband met ernstige fysieke of psychische beperkingen. Uit de gekozen bewoordingen in artikel 87c, eerste lid, van het AMAR, kan voorts worden afgeleid dat het gaat om een tijdelijke voorziening. Dit betekent dat in geval van chronische hulpbehoevendheid een andere oplossing moet worden gezocht. Wel bestaat aanspraak op verlof wanneer sprake is van een tijdelijke extra hulpbehoevendheid van een chronisch zieke. Omdat met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken dat herziening van het buitengewoon verlof in het kader van arbeid en zorg niet zal leiden tot negatieve wijzigingen van bestaande aanspraken, is afgezien van een maximering van de duur van het langer durend zorgverlof”.
4.3.3.
In het geval van de zoon van appellant is sprake van een blijvende meervoudige verstandelijke beperking. Chronische hulpbehoevendheid valt volgens de toelichting, gezien de gekozen bewoordingen in artikel 87c van het AMAR, niet onder deze bepaling. Het betoog van appellant, dat de tijdelijkheid zou zien op hulp tot aan het achttiende levensjaar van zijn zoon, volgt de Raad daarom niet. Dat de duur van het langer durend zorgverlof niet gemaximeerd is, maakt dit niet anders. Zoals de nota van toelichting vermeldt is geen maximale duur opgenomen in verband met bestaande aanspraken. Daarvan is bij appellant geen sprake. Appellant heeft ter zitting bevestigd dat in de van belang zijnde periodes in 2018 en 2019 geen sprake was van tijdelijke extra hulpbehoevendheid van zijn zoon. De omstandigheid dat in de jaren 2017, 2020, 2021 en 2022 wel betaald langer durend zorgverlof aan appellant is toegekend, maakt op zichzelf, anders dan appellant betoogt, niet dat de uitleg die de brigadecommandant aan artikel 87c van het AMAR geeft onjuist is. Namens de brigadecommandant is ter zitting verklaard dat deze jaren ten onrechte zijn toegekend en is gedetailleerd uiteengezet hoe dat is gebeurd. De Raad kan deze toelichting volgen en volgt dus ook de uitleg die de brigadecommandant heeft gegeven aan artikel 87c van het AMAR.
4.4.
Appellant heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Over het jaar 2017 is op grond van artikel 87c van het AMAR wel betaald zorgverlof verleend.
4.4.1.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Aanvragen voor langdurig betaald zorgverlof worden per periode aangevraagd en beoordeeld. Over de perioden die in geschil zijn heeft de brigadecommandant geen toezegging of andere uitlating gedaan. Zoals overwogen onder 4.3.3 is verder gebleken dat de toekenning over 2017 berust op een fout. Naar vaste rechtspraak van de Raad – zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 28 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP2469 – kan aan door een bestuursorgaan in het verleden bij de besluitvorming gemaakte fout niet een rechtens te honoreren vertrouwen worden ontleend dat die fout in de toekomst zal worden herhaald.
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van D.A. Vleesdraager als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
De griffier is verhinderd te ondertekenen.