ECLI:NL:CRVB:2022:862

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
21/4233 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens te late indiening beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant had zijn beroepschrift op 2 december 2021 ingediend, terwijl de termijn voor indiening op 14 oktober 2021 was verstreken. De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De appellant had aangegeven dat hij zijn beroepschrift op 23 november 2021 had verzonden, maar de poststempel op de enveloppe toonde aan dat het pas op 30 november 2021 ter post was bezorgd. De Raad concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in verzuim is geweest, en dat de enkele stelling dat hij het beroepschrift op tijd heeft gepost niet voldoende is om de tijdigheid te onderbouwen. De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep derhalve niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 april 2022
21/4233 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 oktober 2021 , 20/8090 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 14 oktober 2021 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 2 december 2021 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 30 november 2021 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 27 december 2021 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 2 januari 2022 geantwoord dat hij zijn beroepschrift op dinsdag 23 november 2021 heeft verzonden. Het lag in appellant zijn bedoeling om de brief aangetekend te versturen omdat deze volgens appellant op 24 november 2021 binnen moest zijn om binnen de termijn te blijven. Dit is ook de reden dat de brief van 23 november 2021 gericht is aan het bezoekadres en niet de postbus. Bij het aanbieden van de brief bij het agentschap van Postnl gaf de medewerker aan dat de brief de volgende werkdag pas zou worden aangeboden bij Postnl. De tijdigheid zou hiermee in het gedrang komen. De medewerker adviseerde om de brief per gewone post te versturen. De kans was dan groot dat het poststuk de volgende werkdag zou zijn bezorgd. Bij het deponeren van de brief in de brievenbus heeft appellant de lichting gecontroleerd en deze bleek voor die dag nog niet gelicht te zijn.
Appellant is zich ervan bewust dat hij tegen de tijdsgrens van zes weken aan heeft gewerkt. De uitspraak van de rechtbank was nog aan zijn oude adres gericht. Appellant is in de laatste week van oktober verhuisd en heeft de uitspraak in deze hectische periode ontvangen. Hierdoor kan appellant onvoldoende snel schakelen om het beroepschrift ruim op tijd op te stellen.
Appellant geeft aan dat het al met al een onhandige samenloop van omstandigheden is waarbij hij een verklaring kan geven waarom het beroepschrift pas “vijf voor twaalf” is verzonden, maar appellant heeft geen verklaring waarom het zo laat bij de Raad is ontvangen. Als appellant dit vooraf had geweten dan had hij het beroepschrift persoonlijk op 24 november 2021 bij de rechtbank (lees: de Raad) afgegeven.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele stelling van appellant dat hij het hoger beroepschrift op tijd heeft gepost, is daarvoor niet toereikend.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
IvR