ECLI:NL:CRVB:2022:861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand bij niet verschijnen op de eerste werkdag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 30 augustus 2017 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW), had een arbeidsovereenkomst met [werkgever] die op 27 juli 2018 zou ingaan. Echter, de appellant verscheen zonder bericht niet op zijn eerste werkdag en ook niet op de daaropvolgende dag. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam legde daarop een maatregel op, waarbij de bijstand van de appellant met 100% werd verlaagd voor de duur van een maand, omdat hij zijn verplichtingen niet was nagekomen.
De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op de eerste werkdag ziek was en dat het ontbreken van een ondertekende arbeidsovereenkomst geen geldige reden was om niet te verschijnen. De Raad bevestigde dat de appellant verplicht was om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en dat zijn gedragingen volledig aan hem konden worden verweten. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de opgelegde maatregel te matigen.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bijstandsontvangers om zich in te spannen voor het verkrijgen van werk en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.