ECLI:NL:CRVB:2022:859
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens verzuim in het indienen van machtiging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/3891 WIA. Het hoger beroep was ingesteld door [naam BV] te [vestigingsplaats] tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De procedure begon met een verzoek aan mr. P.H. Lammerts om binnen vier weken een schriftelijke machtiging in te zenden, zoals vereist door artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn is door mr. Lammerts ongebruikt verstreken. Vervolgens is er een tweede kans geboden om de machtiging in te zenden, maar ook deze termijn is niet benut. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn aangevoerd die het verzuim kunnen verontschuldigen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het beroep niet verder in behandeling kan worden genomen. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met J.M. Labage als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling vastgesteld.