ECLI:NL:CRVB:2022:855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na epileptische aanval op de werkplek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als magazijnmedewerker werkzaam was, had zich op 9 november 2017 ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Na een aanvraag op grond van de Wet WIA, heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat appellant belastbaar is, maar niet meer geschikt voor zijn laatst verrichte werk. Het Uwv heeft vervolgens geweigerd om appellant met ingang van 7 november 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de medische grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij na een epileptische aanval op de werkplek de mogelijkheid nodig heeft om te slapen, omdat hij na een aanval vermoeid raakt. Het Uwv heeft echter gesteld dat er geen medische noodzaak is voor appellant om direct na een aanval op de werkplek te slapen, aangezien hij naar huis kan worden gebracht om daar in alle rust bij te komen.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat er geen noodzaak is voor een slaapruimte op de werkplek. De aangevallen uitspraak is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.