ECLI:NL:CRVB:2022:85
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten terwijl zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Na een beoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat appellante per 11 november 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, met name op het gebied van geheugen en concentratie.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. In hoger beroep heeft appellante opnieuw betoogd dat er sprake was van een onzorgvuldig onderzoek en dat er medische informatie ontbrak die haar klachten objectief kon onderbouwen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De argumenten van appellante werden niet overtuigend geacht, en de Raad heeft besloten dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.