ECLI:NL:CRVB:2022:849
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante. Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, had zich op 12 januari 2018 en later op 2 mei 2018 opnieuw ziek gemeld. Het Uwv concludeerde na onderzoek dat haar arbeidsongeschiktheid niet was gewijzigd en beëindigde haar uitkering per 3 december 2018, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad oordeelde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd waarom de urenbeperking van 30 uur per week gerechtvaardigd was. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht op minder dan 35% had vastgesteld en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen met medische gegevens te onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.