ECLI:NL:CRVB:2022:838
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid als algemeen medewerker bij tandartspraktijk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die werkzaam was als algemeen medewerker bij een tandartspraktijk. Appellante had zich ziek gemeld met buikklachten en later met klachten na een val van de fiets. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 23 april 2018 geschikt was voor haar werk, maar appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar psychische klachten niet goed waren beoordeeld. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren voor een psychiatrisch ziektebeeld of ernstige persoonlijkheidsstoornis. De verzekeringsarts had zowel lichamelijk als psychisch onderzoek gedaan en geen afwijkingen vastgesteld. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de artsen een volledig beeld hadden van de medische situatie van appellante. De Raad concludeerde dat appellante per 29 oktober 2018 weer geschikt was voor haar werk en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.