Uitspraak
20 4383 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
(SBC-code 265110) met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 84,17% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die als automonteur werkte, had zich op 20 maart 2018 ziek gemeld met hart- en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld, maar verklaarde hem op 19 maart 2019 hersteld. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, wat leidde tot een herziening van het eerder ingenomen standpunt over zijn arbeidsgeschiktheid. Uiteindelijk concludeerde het Uwv dat appellant met ingang van 18 augustus 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Limburg verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de door appellant ingebrachte psychiatrische expertise niet leidde tot een ander oordeel. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.