Uitspraak
20.3509 ZW
6 oktober 2020, 20/467 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich op 28 mei 2018 ziek meldde met beenklachten en psychische klachten, had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 28 juni 2019, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn lichamelijke en psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. Hij verzocht om benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 december 2019 was opgenomen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de medische beoordeling correct was en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van griffier J.J.C. Vorias.