ECLI:NL:CRVB:2022:81
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen. Appellante, die eerder als schoonmaakster en masseuse werkte, had zich in 2009 ziek gemeld met schouder- en psychische klachten. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts, die haar belastbaarheid vaststelde in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), heeft het Uwv haar uitkering per 16 juli 2019 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Den Haag heeft haar beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar lichamelijke en psychische klachten zouden moeten leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid. Ze voerde aan dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie en dat er een onafhankelijke deskundige benoemd moest worden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de medische informatie die appellante in beroep had overgelegd, niet leidde tot een andere conclusie over haar belastbaarheid.
De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige bij het selecteren van functies rekening had gehouden met het opleidingsniveau en de beperkte beheersing van de Nederlandse taal van appellante. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.