ECLI:NL:CRVB:2022:801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake de niet-tijdige betaling van griffierecht in hoger beroep AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had in 2016 een aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend, welke was geweigerd omdat hij minder dan één jaar verzekerd was. Na een nieuwe aanvraag in 2019, weigerde de Sociale Verzekeringsbank (Svb) het eerdere besluit te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van de Svb niet-ontvankelijk, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant had geen inhoudelijke reactie gegeven op de verzoeken om het griffierecht te betalen en had in hoger beroep geen gronden aangevoerd met betrekking tot de te late betaling. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. De uitspraak werd gedaan door A. van Gijzen, in aanwezigheid van griffier D.A. Vleesdraager.