ECLI:NL:CRVB:2022:80
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. Appellant, die eerder als cargo officer werkte, meldde zich ziek op 17 februari 2017 en vroeg een WIA-uitkering aan. Het UWV weigerde deze uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde dat appellant geen ernstige somatische of psychiatrische aandoeningen had die zijn inzetbaarheid zouden beperken. Appellant voerde aan dat het verzekeringskundig onderzoek onzorgvuldig was, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hem niet had onderzocht en geen informatie had ingewonnen over zijn knieoperatie en revalidatie. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat het UWV voldoende gemotiveerd had dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant, rekening houdend met zijn beperkingen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat er geen medische indicatie was voor een urenbeperking. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.