ECLI:NL:CRVB:2022:786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor rechtsbijstand in gezinsherenigingsprocedure
In deze zaak heeft appellante, die bijstand ontvangt, op 9 december 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 145,-. Deze aanvraag was bedoeld voor de kosten van de eigen bijdrage van rechtsbijstand in verband met een procedure voor het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar echtgenoot. Het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten niet kunnen worden aangemerkt als kosten van het bestaan van appellante zelf. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar, en de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de eigen bijdrage voor rechtsbijstand niet kan worden aangemerkt als kosten van het bestaan van appellante. De Raad verwijst naar artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW), waarin staat dat bijzondere bijstand alleen kan worden verleend voor noodzakelijke kosten van het bestaan die niet uit andere middelen kunnen worden voldaan. Aangezien de kosten van de rechtsbijstand betrekking hebben op de echtgenoot van appellante, kan er geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten worden vastgesteld.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat het feit dat appellante en haar echtgenoot samen bezwaar hebben gemaakt, niet betekent dat de kosten als kosten van het bestaan van appellante zelf moeten worden beschouwd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 5 april 2022, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.