ECLI:NL:CRVB:2022:785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand en boete in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 28 augustus 2018 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Tijdens een rechtmatigheidsonderzoek door de gemeente Rotterdam zijn bijschrijvingen van derden op de bankrekening van de appellant geconstateerd. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft daarop besloten de bijstand van de appellant te herzien en een terugvordering van te veel betaalde bijstand van € 655,64 op te leggen. Tevens is er een boete van € 327,82 opgelegd wegens het schenden van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de bijschrijvingen door zijn familieleden ten onrechte als inkomen zijn aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat de kasstorting en bijschrijvingen als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat deze zijn gedaan in de periode waarin de appellant bijstand ontving. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze bedragen niet te melden.
De Raad heeft de opgelegde boete van € 327,82 als evenredig aan de ernst van de overtreding beoordeeld. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.