ECLI:NL:CRVB:2022:775

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
21/3522 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ZW-uitkering en medische geschiktheid voor arbeid

Op 7 april 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van de appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 13 februari 2020. Het Uwv stelde dat de appellant geschikt was voor de functie van productiemedewerker industrie, waarvoor hij eerder ook geschikt was geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard.

In hoger beroep handhaafde de appellant zijn standpunt dat er geen beperkingen waren gesteld voor hand- en vingergebruik, terwijl hij wel beperkingen ervaart. Hij voerde aan dat de verzekeringsarts onvoldoende informatie had ingewonnen bij zijn behandelaars en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn jeukklachten en migraine. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de gronden van de appellant in hoger beroep een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd.

De Raad oordeelde dat de rechtbank de aangevoerde gronden afdoende had besproken en dat de verzekeringsartsen de relevante medische informatie van de orthopedisch chirurg, uroloog, dermatoloog en huisarts van de appellant hadden betrokken. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om aan de geschiktheid van de appellant voor de functie van productiemedewerker industrie te twijfelen, en dat de in beroep overgelegde informatie geen nieuwe inzichten bood. Het hoger beroep werd dan ook ongegrond verklaard, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

21.3522 ZW-PV

Datum uitspraak: 7 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2021, 20/4296 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: T. Dompeling
Griffier: L.R. Kokhuis
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 7 april 2022. Appellant en zijn gemachtigde mr. S.A. Adjiembaks, advocaat, zijn ter zitting niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R.D. van den Heuvel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het Uwv heeft bij besluit van 14 februari 2020 de uitkering van appellant op grond van de Ziektewet per 13 februari 2020 beëindigd, omdat hij geschikt moet worden geacht voor één van de functies waarvoor hij eerder geschikt is geacht, namelijk de functie van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180). Appellant was daarom niet meer ongeschikt voor zijn maatgevende arbeid. Het bezwaar van appellant is bij besluit van 25 juni 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant – kortgezegd – zijn in beroep ingenomen standpunt gehandhaafd dat geen beperkingen zijn gesteld voor hand- en vingergebruik, terwijl hij wel beperkingen ervaart. Het zou zorgvuldiger zijn geweest wanneer de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierover informatie had ingewonnen bij de behandelaars van appellant. Ook met zijn jeukklachten en zijn migraine is onvoldoende rekening gehouden. De rechtbank is niet inhoudelijk ingegaan op de in beroep daarover aangevoerde gronden.
3.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken. Het oordeel van de rechtbank en de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. De verzekeringsartsen hebben bij hun beoordeling informatie van de orthopedisch chirurg, de uroloog, de dermatoloog en de huisarts van appellant betrokken. De problemen met de derde vinger rechts waren bekend en zijn in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep verwerkt. Er is een beperking toegekend voor schroefbewegingen, maar zoals de rechtbank terecht heeft overwogen was dit niet van invloed op de geschiktheid voor de geduide functie productiemedewerker industrie. De in beroep door appellant overgelegde informatie van de dermatoloog geeft geen aanleiding om aan te nemen dat de beperkingen van appellant als gevolg van jeuk zijn onderschat. De migraine klachten waren bekend er zijn geen aanknopingspunten om hiervoor meer beperkingen aan te nemen dan reeds zijn vastgelegd.
3.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4. Het hoger beroep slaagt niet.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) L.R. Kokhuis (getekend) T. Dompeling