ECLI:NL:CRVB:2022:742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Kuiper, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 6 augustus 2021 in de zaak met nummer 21/688 een uitspraak gedaan, waartegen appellante in hoger beroep ging. Echter, de Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht, dat verschuldigd was voor het indienen van het hoger beroep, niet tijdig was betaald. De gemachtigde van appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 134,- binnen een bepaalde termijn te voldoen. Ondanks een herinnering en een aangetekende brief, werd het griffierecht pas op 6 januari 2022 ontvangen, wat buiten de gestelde termijn viel. Hierdoor kon de Centrale Raad van Beroep niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan op 31 maart 2022, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter F.M. Rijnbeek, in aanwezigheid van griffier H. Alajai.