ECLI:NL:CRVB:2022:734
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv, die met ingang van 19 november 2018 is vastgesteld op minder dan 35%. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, die het beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv juist is. De arts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin rekening is gehouden met zowel de psychische als lichamelijke klachten van appellant. De rechtbank heeft de overwegingen van de arts onderschreven en er is geen aanleiding om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De brief van de gezondheidspsycholoog van 29 november 2021 leidt niet tot een ander oordeel, omdat deze geen nieuwe conclusies biedt over het cognitief functioneren van appellant. De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies passen binnen de vastgestelde beperkingen van appellant en dat er geen grond is voor een deskundige benoeming. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.