ECLI:NL:CRVB:2022:705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak is in geschil of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht heeft vastgesteld op 76,04% en of de WIA-uitkering ongewijzigd kon worden voortgezet. Appellant, die sinds 2011 arbeidsongeschikt is door rug- en psychische klachten, heeft in hoger beroep herhaald dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het onderzoek van het Uwv, dat gebaseerd was op psychiatrische en neurologische expertise, als zorgvuldig beoordeeld en geoordeeld dat er geen reden is om aan het medisch oordeel van het Uwv te twijfelen. Appellant heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt ondersteunt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en geoordeeld dat deze niet slagen. Het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen is afgewezen, omdat er geen noodzakelijke twijfel is om dit te rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij is vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant.