ECLI:NL:CRVB:2022:692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/3400 AOW. Het hoger beroep was ingesteld door [appellant] op 4 september 2020 tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 april 2020. De Raad ontving op 2 juli 2021 een retourbrief van het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak, waarin werd vermeld dat de appellant was overleden. Gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, heeft de Raad op 21 december 2021 in de Staatscourant aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 10 februari 2022. Tijdens deze zitting waren beide partijen niet aanwezig.
De erven van [appellant] zijn bij brief van 20 september 2021 verzocht om binnen vier weken een verklaring van erfrecht in te dienen. Een tweede verzoek volgde op 21 oktober 2021, waarbij de erven opnieuw de gelegenheid kregen om de verklaring in te zenden, met de waarschuwing dat overschrijding van de termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Op 31 december 2021 werd een aankondiging van de zitting in de Staatscourant geplaatst, maar er heeft zich niemand gemeld als erfgenaam van [appellant].
Aangezien niet is gebleken van erfgenamen die betrokken zijn als partij en die de zaak zouden willen voortzetten, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat er geen belang meer is bij een beoordeling van het hoger beroep. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.