ECLI:NL:CRVB:2022:692

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
20/3400 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/3400 AOW. Het hoger beroep was ingesteld door [appellant] op 4 september 2020 tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 april 2020. De Raad ontving op 2 juli 2021 een retourbrief van het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak, waarin werd vermeld dat de appellant was overleden. Gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, heeft de Raad op 21 december 2021 in de Staatscourant aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 10 februari 2022. Tijdens deze zitting waren beide partijen niet aanwezig.

De erven van [appellant] zijn bij brief van 20 september 2021 verzocht om binnen vier weken een verklaring van erfrecht in te dienen. Een tweede verzoek volgde op 21 oktober 2021, waarbij de erven opnieuw de gelegenheid kregen om de verklaring in te zenden, met de waarschuwing dat overschrijding van de termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Op 31 december 2021 werd een aankondiging van de zitting in de Staatscourant geplaatst, maar er heeft zich niemand gemeld als erfgenaam van [appellant].

Aangezien niet is gebleken van erfgenamen die betrokken zijn als partij en die de zaak zouden willen voortzetten, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat er geen belang meer is bij een beoordeling van het hoger beroep. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.

Uitspraak

20.3400 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 april 2020, 18/2339 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 24 maart 2022
PROCESVERLOOP
[appellant] heeft op 4 september 2020 hoger beroep ingesteld.
De brief met het rappel griffierecht is op 2 juli 2021 bij het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak retour ontvangen onder de vermelding dat appellant is overleden.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 21 december 2021 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 10 februari 2022.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 10 februari 2022. Beide partijen waren daarbij niet aanwezig.

OVERWEGINGEN

Bij brief van 20 september 2021 is aan de erven van [appellant] , per brief aan het laatst bekende adres van [appellant] , verzocht binnen vier weken een verklaring van erfrecht in te dienen.
Bij aangetekende brief van 21 oktober 2021 is aan de erven van [appellant] nogmaals de gelegenheid geboden de verklaring van erfrecht in te zenden. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en zijn de erven van [appellant] erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep niet in behandeling wordt genomen. Vervolgens is op
31 december 2021 een aankondiging van de zitting in de Staatscourant geplaatst.
Er heeft zich niemand gemeld als erfgenaam van [appellant] Niet is gebleken van erfgenamen die betrokken zijn als partij en die deze zaak zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij te mogen deelnemen.
Er is dan ook niet langer belang bij een beoordeling van het hoger beroep van [appellant] Daarom wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2022.