ECLI:NL:CRVB:2022:685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid en het recht op ZW-uitkering na ziekmelding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de geschiktheid van appellant voor zijn arbeid als accountmanager en zijn recht op een Ziektewet (ZW) uitkering. Appellant, die sinds 1 december 2016 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, meldde zich op 25 september 2017 ziek met psychische klachten. Het Uwv beëindigde zijn ZW-uitkering per 31 augustus 2018, na een beoordeling door een verzekeringsarts die appellant geschikt achtte voor zijn laatstelijk verrichte arbeid. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Midden-Nederland heeft in eerdere uitspraken de besluiten van het Uwv bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere oordelen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de (verzekerings)artsen dat appellant op de relevante data geschikt was voor zijn werk. De Raad heeft ook vastgesteld dat de anonieme fraudemelding die het Uwv ontving geen invloed heeft gehad op de besluiten over de arbeidsgeschiktheid van appellant. De procedures in hoger beroep betroffen uitsluitend het recht op ZW-uitkering, en de vraag of het Uwv een plan van aanpak voor re-integratie had moeten opstellen, werd niet behandeld. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraken en wees de verzoeken om schadevergoeding af.