ECLI:NL:CRVB:2022:677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep was ingediend onder zaaknummer 21/3526 ZVW. De Centrale Raad oordeelde dat het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 30 september 2021 als in een aangetekende brief van 31 oktober 2021. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief betaald moest zijn. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, kon de Centrale Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad besloot zonder verder onderzoek dat het beroep niet inhoudelijk behandeld zou worden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter H. Benek, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.