ECLI:NL:CRVB:2022:676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzekerde jaren voor de AOW van een appellant die tijdelijk in Marokko verblijft na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan een appellant die in Marokko woont. De appellant, geboren in 1953, heeft in Nederland gewerkt van 18 september 1991 tot 1 januari 1995. In 1995 heeft hij enige tijd ziekteverlof genomen en is hij naar Marokko vertrokken. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft aan de appellant met ingang van 1 november 2019 een AOW-pensioen toegekend van € 66,80 per maand, waarbij de Svb heeft vastgesteld dat de appellant niet verzekerd was voor de AOW gedurende een lange periode, wat resulteerde in een korting van 92% op zijn pensioen.
De appellant heeft hoger beroep ingesteld, omdat hij van mening is dat het hem toegekende pensioen onvoldoende is om van te leven. De Svb heeft echter in de procedure gesteld dat er onvoldoende gegevens zijn om een langere verzekerde periode vast te stellen dan de vier jaar die de Svb heeft aangenomen. De Raad heeft de argumenten van de appellant en de Svb zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de beslissing van de Svb te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet kan aantonen dat hij langer dan tot 9 februari 1995 ziek was en dat dit niet leidt tot meer verzekerde jaren voor de AOW.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarbij het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.