Uitspraak
20 3149 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.Appellante heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak is in geschil of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 11 juni 2019 weer geschikt is voor haar eigen werk, zoals eerder vastgesteld in 2016. Appellante, die zich in 2014 ziek meldde met psychische klachten, heeft in 2016 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ontvangen. Het Uwv weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Appellante heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend. In 2019 heeft zij opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv concludeerde dat zij per 11 juni 2019 weer geschikt was voor haar eigen werk. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende onderbouwd had waarom de klachten van appellante niet leidden tot een gewijzigde belastbaarheid. In hoger beroep herhaalt appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad oordeelt dat de medische informatie van de reumatoloog niet aantoont dat er per 11 juni 2019 verdergaande beperkingen waren die een andere conclusie rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.