ECLI:NL:CRVB:2022:653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ZW-uitkering na scooterongeval en beëindiging dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als bezorger werkte, had zich ziek gemeld na een scooterongeval op 15 april 2019. Zijn dienstverband eindigde op 1 november 2019, en hij verzocht om een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat de appellant arbeidsongeschikt was op het moment van beëindiging van zijn dienstverband.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de appellant in de periode na het ongeval beperkingen had, deze niet leidden tot arbeidsongeschiktheid per het einde van zijn dienstverband. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerden dat er geen medische argumenten waren om de appellant als ziek uit dienst te beschouwen.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat de verzekeringsartsen te weinig beperkingen hadden aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt was. De Raad oordeelde echter dat de argumenten van de appellant niet nieuw waren en dat de eerdere conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant per 1 november 2019 arbeidsongeschikt was, bevestigd moest worden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.