ECLI:NL:CRVB:2022:644
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die ziek was gemeld met functiestoornissen, had een ZW-uitkering ontvangen van het Uwv. Het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van een beoordeling die stelde dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar beperkingen als gevolg van zwangerschapsgerelateerde klachten niet goed waren ingeschat. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De klachten van appellante, waaronder bekkeninstabiliteit en psychische beperkingen, waren voldoende in de beoordeling meegenomen. De Raad concludeerde dat de subjectieve beleving van appellante niet voldoende was om de medische geschiktheid voor de geduide functies te betwisten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.