ECLI:NL:CRVB:2022:643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid onder de Wet WIA na bedrijfsongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die als glaszetter werkzaam was. Appellant had zich op 24 november 2014 ziek gemeld na een bedrijfsongeval en verzocht om een WIA-uitkering. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant belastbaar was met beperkingen, wat leidde tot een vaststelling van 37,15% arbeidsongeschiktheid. Na bezwaar werd deze mate verhoogd naar 39,67%. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld op 39,67%. Appellant voerde aan dat de FML onvoldoende rekening hield met zijn medische beperkingen en dat de geselecteerde functies niet passend waren. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant zijn standpunt niet had onderbouwd met medische gegevens. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.