ECLI:NL:CRVB:2022:628
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 juni 2021, gewijzigd bij brief van 25 augustus 2021, volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. De rechtbank had eerder al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg uitgesproken, waardoor de Raad enkel de in hoger beroep gemaakte kosten diende te beoordelen.
De proceskosten zijn, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.138,50. Dit bedrag is opgebouwd uit 1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor een schriftelijke reactie. De Raad heeft vastgesteld dat in de bijlage van het Bpb een limitatieve opsomming is gegeven van de procesbehandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. De kosten voor de te betalen eigen bijdragen, zoals door appellant verzocht, komen echter niet voor vergoeding in aanmerking. Voor de vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2022.