ECLI:NL:CRVB:2022:624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA en proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 april 2021 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. Het Uwv heeft de gemaakte kosten in bezwaar vergoed, waardoor de Raad alleen nog diende te oordelen over de kosten die appellant in verband met het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zich niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten, mits rekening wordt gehouden met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het onderzoek gesloten. De Raad heeft vervolgens de proceskosten begroot op € 1.518,- voor het beroep en € 759,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,-.
De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld in de kosten van appellant tot dit bedrag. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep rechtstreeks tot het Uwv wenden. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.