ECLI:NL:CRVB:2022:624

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
20/110 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA en proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 april 2021 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. Het Uwv heeft de gemaakte kosten in bezwaar vergoed, waardoor de Raad alleen nog diende te oordelen over de kosten die appellant in verband met het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zich niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten, mits rekening wordt gehouden met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het onderzoek gesloten. De Raad heeft vervolgens de proceskosten begroot op € 1.518,- voor het beroep en € 759,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,-.

De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld in de kosten van appellant tot dit bedrag. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep rechtstreeks tot het Uwv wenden. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 maart 2022
20/110 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
20 december 2019, 19/592 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 12 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 12 oktober 2021 heeft mr. Schriemer namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv verzet zich niet tegen een veroordeling in de proceskosten voor zover daarbij rekening wordt gehouden met het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens heeft het Uwv te kennen gegeven dat de gemaakte kosten in bezwaar al zijn vergoed.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 april 2021 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.277,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
GdJ