ECLI:NL:CRVB:2022:619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel inzake de verlening van een persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2018
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 februari 2020, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. ongegrond heeft verklaard. Dit besluit betrof de verlening van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018. Appellant was geïndiceerd voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en had eerder een pgb van € 60.760,00 en later € 72.510,98 ontvangen. Het zorgkantoor had echter het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het tweede besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het totale pgb bleef lager dan appellant had verzocht.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 9 maart 2022 geoordeeld dat de gronden van het hoger beroep identiek zijn aan die van een eerder hoger beroep dat appellant had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel over de verlening van het pgb voor het jaar 2017. De Raad heeft geoordeeld dat de gronden van dat eerdere hoger beroep niet slagen en dat de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid ook voor deze zaak gelden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.