ECLI:NL:CRVB:2022:616

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
20/3318 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand en de ingangsdatum in het bestuursrecht

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2022, gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 augustus 2020. De appellanten hebben een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening over de periode van 10 februari 2016 tot 9 november 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De appellanten stelden dat zij zich in februari 2016 hadden gemeld om een aanvraag in te dienen, maar deze claim werd niet ondersteund door bewijs in de stukken. De Raad oordeelde dat het ontbreken van bewijs voor de gestelde bijzondere omstandigheden voor rekening en risico van de appellanten komt.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat in beginsel geen bijstand wordt verleend voor perioden voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat dergelijke omstandigheden zich kunnen voordoen als er eerder een aanvraag is ingediend of als de betrokkene op een andere manier actie heeft ondernomen richting het bestuursorgaan. In dit geval was er echter geen bewijs dat de appellanten daadwerkelijk een aanvraag hadden willen indienen in februari 2016, waardoor het hoger beroep niet slaagde. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

20.3318 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 augustus 2020, 20/1631 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe (college)
Datum uitspraak: 14 maart 2022
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: B. van Dijk
Ter zitting is appellante verschenen, bijgestaan door mr. W.R. Gorseling, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Radstaat.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om een aanvraag van 26 april 2019 om toekenning van bijstand over de periode van 10 februari 2016 tot 9 november 2017. Appellanten ontvingen ten tijde van die aanvraag – sinds 9 november 2017 – aanvullende bijstand naar de norm voor gehuwden.
Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigt.
In beginsel wordt geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of – in voorkomende gevallen – een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Dit is vaste rechtspraak (uitspraak van
8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT0209).
Zulke omstandigheden kunnen zich voordoen als komt vast te staan dat de betrokkene al eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend die tot een beslissing had moeten leiden, of indien is gebleken dat de betrokkene op enigerlei wijze actie in de richting van het bestuursorgaan heeft ondernomen die tot het innemen van een daartoe strekkende aanvraag had moeten leiden.
Appellanten stellen dat zij in februari 2016 een aanvraag hebben willen indienen, maar zijn weggestuurd omdat zij in aanvulling op de AOW geen bijstand zouden kunnen krijgen. Dat zij zich in februari 2016 gemeld hebben om een aanvraag in te dienen vindt op geen enkele wijze steun in de stukken. Dat appellanten dit niet kunnen aantonen komt voor hun rekening en risico. Het hoger beroep slaagt dus alleen al niet omdat een onderbouwing van de gestelde bijzondere omstandigheden ontbreekt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
Voor een kostenveroordeling bestaat dan geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. van Dijk (getekend) P.W. van Straalen