Uitspraak
20.3318 PW-PV
BESLISSING
8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT0209).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2022, gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 augustus 2020. De appellanten hebben een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening over de periode van 10 februari 2016 tot 9 november 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De appellanten stelden dat zij zich in februari 2016 hadden gemeld om een aanvraag in te dienen, maar deze claim werd niet ondersteund door bewijs in de stukken. De Raad oordeelde dat het ontbreken van bewijs voor de gestelde bijzondere omstandigheden voor rekening en risico van de appellanten komt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat in beginsel geen bijstand wordt verleend voor perioden voorafgaand aan de aanvraagdatum, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat dergelijke omstandigheden zich kunnen voordoen als er eerder een aanvraag is ingediend of als de betrokkene op een andere manier actie heeft ondernomen richting het bestuursorgaan. In dit geval was er echter geen bewijs dat de appellanten daadwerkelijk een aanvraag hadden willen indienen in februari 2016, waardoor het hoger beroep niet slaagde. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling.