ECLI:NL:CRVB:2022:580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies voor appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die zich ziek had gemeld met rugklachten en later met psychische klachten, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van de conclusie dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen deskundige had benoemd en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.