ECLI:NL:CRVB:2022:58
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van een appellante na een ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die een WIA-uitkering had aangevraagd na een ziekmelding door nek- en schouderklachten na een scooterongeval. De appellante had eerder een aanvraag ingediend bij het Uwv, dat haar had geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Raad heeft de medische informatie en de beoordeling van het Uwv kritisch bekeken. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen, maar appellante betwistte deze beoordeling en stelde dat er sprake was van een disfunctie van de hypothalamus. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de medische belastbaarheid van appellante correct hadden vastgesteld en dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet voldoende onderbouwing bood voor haar standpunt.
De Raad concludeerde dat niet de exacte diagnose, maar de medisch objectiveerbare beperkingen van belang zijn voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellante niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in de Wet WIA.