ECLI:NL:CRVB:2022:577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang na besluitvorming door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, maar trok dit hoger beroep in nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. De Raad heeft vastgesteld dat door deze nadere besluitvorming van het Uwv er geen procesbelang meer bestond voor appellante om het hoger beroep voort te zetten.
Tijdens de zitting, die via videobellen plaatsvond op 13 januari 2021, was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. drs. P. Rijnsburger. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D. de Jong. Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellante verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij had gemaakt in deze procedure. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen.
De proceskosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 3.036,-, bestaande uit kosten voor zowel de behandeling in beroep als in hoger beroep. De Raad heeft verder bepaald dat appellante zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.