ECLI:NL:CRVB:2022:572

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
21/4462 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet tijdig indienen beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 november 2021. Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van appellante, Mr. L.M. van Rooij-Houweling. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, die ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De uitspraak van de rechtbank was op 8 november 2021 aan partijen toegezonden, waardoor de laatste dag voor het indienen van het beroepschrift 20 december 2021 was. Het beroepschrift werd echter pas op 21 december 2021 per e-mail ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend. De gemachtigde van appellante voerde aan dat de rechtbank de uitspraak per aangetekende post had verzonden, maar dat deze onbestelbaar was geretourneerd. Vervolgens was de uitspraak opnieuw per gewone post verzonden, wat volgens haar de termijn voor het indienen van het beroepschrift opnieuw zou hebben aangevangen. De Centrale Raad oordeelde echter dat de argumenten van de gemachtigde geen grond boden om te concluderen dat er geen sprake was van verzuim. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 maart 2022
21/4462 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
4 november 2021 , 21/2241 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Mr. L.M. van Rooij-Houweling, advocaat, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 8 november 2021 in afschrift aan partijen toegezonden. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 20 december 2021. De uitspraak, verzonden op 8 november 2021, is onbestelbaar aan de rechtbank Rotterdam geretourneerd. Op 29 november 2021 heeft de rechtbank Rotterdam nogmaals een kopie van de uitspraak aan de gemachtigde van appellante per gewone postverzending gestuurd. Daarbij is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat deze tweede verzending van de uitspraak geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep.
Het beroepschrift is op 21 december 2021 per e-mail ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Gemachtigde van appellante heeft ten aanzien van de reden van de termijnoverschrijding in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank de uitspraak per aangetekende post heeft toegezonden, maar de brief onbestelbaar retour is gezonden. Vervolgens is de uitspraak nogmaals per gewone post verzonden en de termijn voor instellen van het beroepschrift zou hiermee opnieuw zijn aangevangen.
Wat de gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de gemachtigde van appellante niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ