ECLI:NL:CRVB:2022:557
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die sinds 16 mei 2017 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had op 7 november 2018 bijzondere bijstand aangevraagd voor een schuld aan Univé verzekeringen. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar het college heeft in een nieuw besluit de aanvraag opnieuw ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen, vooral gezien zijn schulden. Tijdens de zitting werd duidelijk dat het college appellant in september 2021 een saneringskrediet had verleend, wat leidde tot afspraken over de aflossing van zijn schulden. De Raad oordeelde dat, gezien deze ontwikkelingen, het procesbelang van appellant bij de beoordeling van het bestreden besluit in beginsel was komen te vervallen. Appellant stelde dat hij schade had geleden door het niet tijdig informeren door het college over de pilot, maar de Raad concludeerde dat deze schade niet het gevolg was van het bestreden besluit.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden gevorderd.