ECLI:NL:CRVB:2022:553

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
21/3745 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake vergoeding advocaatkosten bij huisuitzetting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 30 juli 2021. Verzoeker, die een militair invaliditeitspensioen ontvangt, had verzocht om een vergoeding van € 7.500,- voor advocaatkosten in verband met een huisuitzetting. De staatssecretaris van Defensie had dit verzoek eerder afgewezen. Verzoeker stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die hem in aanmerking zouden moeten laten komen voor deze vergoeding, met name in verband met zijn invaliditeit en de gevolgen daarvan voor zijn psychische gezondheid.

De Raad oordeelde echter dat de argumenten die verzoeker aanvoerde geen nieuwe feiten of omstandigheden betroffen zoals bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een discussie over de eerdere uitspraak te openen, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. Aangezien alle omstandigheden waarnaar verzoeker verwees al voor de eerdere uitspraak bekend waren, werd het verzoek om herziening afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door K.H. Sanders, met D. Al-Zubaidi als griffier. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 maart 2022.

Uitspraak

21.3745 MPW

Datum uitspraak: 11 maart 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 juli 2021, 20/3675
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening.
De staatssecretaris heeft hierop een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door [naam] . De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J. Engels-Linssen.

OVERWEGINGEN

1. Verzoeker heeft een militair invaliditeitspensioen. Bij besluit van 15 april 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 juni 2019, heeft de staatssecretaris het verzoek van verzoeker om hem een vergoeding van € 7.500,- toe te kennen voor de advocaatkosten in het kader van een huisuitzetting afgewezen. Bij uitspraak van 30 september 2020, 19/3643, heeft de rechtbank Den Haag het beroep tegen het besluit van 4 juni 2019 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 30 juli 2021 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2. Verzoeker voert in zijn verzoek om herziening aan dat sprake is van een bijzonder geval, waardoor hij in aanmerking komt voor vergoeding van de advocaatkosten. Volgens verzoeker houdt deze vergoeding verband met zijn invaliditeit, omdat door de huisuitzetting de door hem opgelopen posttraumatische stressstoornis weer is gaan opspelen. Als verzoeker de advocaatkosten moet betalen, zal dit ernstige bestaansverschraling en psychische decompensatie tot gevolg hebben.
3. De Raad oordeelt als volgt.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Wat verzoeker aanvoert zijn geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, maar argumenten waarmee verzoeker een discussie probeert te voeren over de juistheid van de uitspraak van 30 juli 2021. Volgens vaste rechtspraak is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om een discussie over de betrokken uitspraak te openen, tenzij sprake is van een nieuw feit of nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld. [1]
3.3.
Bij brief van 18 oktober 2021 heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld en onder meer verwezen naar een rapport dat in juli 2016 is opgemaakt door de toenmalige casemanager van verzoeker, naar het uitblijven van besluitvorming van de staatssecretaris over de schade die verzoeker geleden zou hebben door de gedwongen verkoop van een woning in [plaats] en naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland waarbij de huurovereenkomst van verzoeker is ontbonden. Alleen al omdat al deze omstandigheden bij verzoeker bekend waren vóór de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, is er geen sprake van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2022.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) D. Al-Zubaidi

Voetnoten

1.Uitspraak van 7 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR2506.