Uitspraak
19.402 PW, 19/403 PW, 19/834 PW, 19/835 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 4 januari 2019 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 3 mei 2009 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant en appellante, met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde, niet het recht hadden op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. De Raad heeft vastgesteld dat uit de relatie van appellanten twee kinderen zijn geboren en dat het voor de beoordeling van de gezamenlijke huishouding bepalend is of zij hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft aannemelijk gemaakt dat appellant zijn hoofdverblijf op het adres van appellante had, ondanks dat hij ingeschreven stond op een ander adres. De Raad heeft de onderzoeksbevindingen van de gemeente Groningen als voldoende geacht om te concluderen dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de gezamenlijke huishouding. De rechtbank had eerder de besluiten van het college vernietigd, maar de Centrale Raad heeft deze uitspraak bevestigd voor zover aangevochten. De hoger beroepen van appellanten zijn ongegrond verklaard en de besluiten van 4 januari 2019 zijn bevestigd.