Uitspraak
20.1174 WLZ
CAK
OVERWEGINGEN
BESLISSING
en voor zover geen vergoeding is toegekend voor de kosten in bezwaar;
griffierecht van in totaal € 177,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het CAK over de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en de vergoeding van kosten in bezwaar. Appellante had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het CAK, waarbij de eigen bijdrage voor de maand april 2018 was vastgesteld en een factuur was verzonden. Het CAK had later een correctiefactuur gestuurd, waarin werd aangegeven dat appellante geen eigen bijdrage verschuldigd was. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het CAK ten onrechte het bezwaar van appellante tegen het besluit over de correctiefactuur niet ontvankelijk had verklaard. De Raad oordeelde dat appellante voldoende had aangetoond dat de rechtsbijstand die zij had ontvangen, op zakelijke basis was verleend, ondanks dat de gemachtigde haar zoon was. Hierdoor was er aanleiding om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde het CAK in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.577,- bedroegen, inclusief de vergoeding van het griffierecht van € 177,-. De uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering bij besluiten van het CAK en de mogelijkheid van vergoeding van kosten in bezwaar, ook wanneer de gemachtigde een familielid is.