ECLI:NL:CRVB:2022:53
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke klachten, had een ZW-uitkering ontvangen van het Uwv. Het Uwv beëindigde deze uitkering op basis van een medisch onderzoek, waaruit bleek dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank had eerder de beroepen van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de bevindingen van de verzekeringsartsen overtuigend waren. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar klachten waren onderschat en dat de FML van 17 september 2018 niet correct was toegepast. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.