ECLI:NL:CRVB:2022:491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en urenbeperking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de appellant, die als chauffeur werkte, zijn WIA-uitkering betwist. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het standpunt van het Uwv, dat de urenbeperking in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 mei 2019 niet langer aan de orde is, niet overtuigend is. De Raad stelt vast dat drie verzekeringsartsen, waaronder R.C. van Rijswijk en D.C.M. Meijer, unaniem concluderen dat er op de datum in geding een urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week noodzakelijk is. De Raad oordeelt dat de bestreden besluiten van het Uwv berusten op een ondeugdelijke motivering en in strijd zijn met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van 2 maart 2020. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding aan de appellant en in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door het Uwv bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om rekening te houden met de energetische beperkingen van de appellant.