ECLI:NL:CRVB:2022:488
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging WGA-uitkering in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv, die met ingang van 14 augustus 2018 is vastgesteld op minder dan 35%. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen als gevolg van hartklachten zijn onderschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van appellant overtuigend heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de klachten van appellant, waaronder handklachten, niet op de datum in geding zijn aangetoond en dat de nieuwe klachten niet bij de beoordeling betrokken kunnen worden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 24 februari 2022.