ECLI:NL:CRVB:2022:483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten duurzame gebruiksgoederen op basis van artikel 35 PW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die sinds 14 september 2015 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen, waaronder een bed, een wasmachine en een fornuis, met een totaalbedrag van € 613,-. De aanvragen werden door het college van burgemeester en wethouders van Breda afgewezen, omdat de kosten niet noodzakelijk zouden zijn en niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarop zij in hoger beroep ging. Appellante voerde aan dat zij door een gedwongen en onverwachte verhuizing de kosten van de gebruiksgoederen niet kon betalen, en dat haar inboedel grotendeels tweedehands en verouderd was, waardoor deze niet kon worden meegenomen naar haar nieuwe woning. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante op geen enkele wijze aannemelijk had gemaakt dat haar gebruiksgoederen aan vervanging toe waren. Er waren geen aanknopingspunten te vinden voor het standpunt dat er sprake was van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, met de griffier en de voorzitter die de beslissing ondertekenden.