Uitspraak
20 2761 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
woon- en leefsituatie, en zijn stellingen daarover aannemelijk moet maken.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op de bevindingen van een handhavingsspecialist die concludeerde dat de appellant vanaf 2 april 2019 een gezamenlijke huishouding voerde met zijn vriendin, wat betekende dat hij niet langer recht had op bijstand als alleenstaande. De appellant stelde dat hij slechts tijdelijk bij zijn vriendin verbleef en dat hij ook bij familie en vrienden verbleef, maar de Raad oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de appellant zijn hoofdverblijf had op het adres van zijn vriendin en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het algemene uitgangspunt rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.